Verklarende woordenlijst
A
Aandeel
Eenheid van eigendomsrecht in een bedrijf of financieel activum.
Absoluut rendement
Het totale rendement van een actief, portefeuille of fonds na verloop van een gegeven tijdsbestek, of een beleggingsaanpak die streeft naar een rendement dat niet wordt afgezet tegen een index.
Actief beheer
Een belegger die een actieve portefeuillebeheerstrategie volgt, koopt en verkoopt aandelen in een poging het beter te doen dan een specifieke index. Een actief beheerd beleggingsfonds heeft een individuele portefeuillebeheerder, co-beheerders of een team van beheerders die allemaal beleggingsbeslissingen nemen voor het fonds. Het succes van het fonds hangt af van diepgaand onderzoek, marktvoorspellingen en de expertise van het beheerteam.
Aflossingsdatum
De emittent van een obligatie komt overeen het oorspronkelijke geleende bedrag terug te betalen op de aflossingsdatum van de obligatie, die gewoonlijk bij de uitgifte wordt vastgesteld. Dit is de datum waarop de hoofdsom van een obligatie volledig moet worden terugbetaald.
Afsluitingsdatums
De datums waarop de rekeningen van een fonds worden afgesloten en de inkomsten van het fonds worden berekend voor distributie of kapitalisatie.
Alfa (%)
Een maatstaf voor het extra rendement dat een beheerder genereert vergeleken met de benchmarkindex. Een alfa van 1,00 geeft aan dat een fonds 1% beter heeft gepresteerd dan de benchmark.
Alternative Investment Market (AIM)
Onderdeel van de London Stock Exchange (LSE). In de AIM zijn kleinere groeibedrijven opgenomen, die meer flexibiliteit genieten in termen van regelgeving.
Authorised Corporate Director (ACD)
Een door de Britse Financial Conduct Authority geautoriseerd en gereguleerd bedrijf dat een specifiek type beleggingsfonds, een Open-Ended Investment Company (OEIC), met domicilie in het Verenigd Koninkrijk, mag beheren.
Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA)
Instantie die toezicht uitoefent op aanbieders van financiële diensten en producten op de Belgische markt.
B
Baissemarkt
Marktomstandigheden waarin een index al langer daalt en naar verwachting nog verder zal dalen. Pessimisme en negatief sentiment zijn vaak kenmerkend voor dergelijke marktomstandigheden. Als een markt met 20% onderuitgaat, is er sprake van een baissemarkt. Zie Haussemarkt voor het tegengestelde scenario.
Bedrijfsobligaties
Obligaties die door bedrijven worden uitgegeven aan beleggers als middel om contant geld aan te trekken.
Beleggingstrust
Verwijst naar de totale delta van een verzameling derivaten op basis van de delta’s van alle afzonderlijke derivaten en hun respectieve ‘gewicht’ of grootte in het geheel.
Benchmark (referentie)
Een beleggingstrust werkt als een beleggingsfonds, maar is gestructureerd als een Britse besloten vennootschap (‘limited company’) met als hoofdactiviteit de belegging van gelden van aandeelhouders. Beleggingstrusts worden verhandeld aan de London Stock Exchange.
Bèta
Een maatstaf voor de gevoeligheid van een fonds voor marktbewegingen (zoals weergegeven door de benchmark van het fonds). Een bèta van 1,10 suggereert dat het fonds 10% beter zou kunnen presteren dan de benchmark in een stijgende markt en 10% slechter in een neergaande markt, aangenomen dat alle overige factoren gelijk blijven.
Betaaldatums
Datums waarop inkomsten, zoals dividenden, worden uitgekeerd of gekapitaliseerd.
Beursgang
Bij de beursgang, vaak ook beursintroductie of IPO (‘initial public offering’) genoemd, debuteert een aandeel op de effectenmarkt. Op dat moment verkoopt een bedrijf voor het eerst zijn aandelen op een effectenbeurs.
BEVEK
Beleggingsvennootschap met Veranderlijk Kapitaal. Een in Europa veel gebruikt type open fonds.
Bewaarder
De bewaarder is een door de toezichthouder gemachtigd bedrijf (gewoonlijk een bank) dat onafhankelijk van een OEIC opereert. De bewaarder bezit het wettelijk eigendomsrecht op de beleggingen van het OEIC, is verantwoordelijk voor de veilige bewaring ervan en ziet erop toe dat het OEIC zich aan belangrijke wettelijke voorschriften houdt.
Blootstelling
Beschrijft de mate van risico waaraan een activum, activumtype, sector, markt of overheid blootstaat. Kan ook verwijzen naar de directionele marktexposure van een (absoluut-rendement-) fonds.
Blue chip
Aandelen in grote bedrijven met een hoge kredietwaardigheidsrating.
Bottom-up
Een door fondsbeheerders toegepaste beleggingsstrategie. Daarbij worden aandelen geselecteerd door bedrijven uitsluitend te analyseren op basis van hun beleggingskwaliteit en -potentieel, ongeacht de sector waarin ze actief zijn en de macro-economische achtergrond. Zie ook Top-down.
BRIC
Acroniem voor de grote opkomende markten Brazilië, Rusland, India en China.
Bruto exposure
De procentuele waarde van de long-posities plus de procentuele waarde van de short-posities. Zie ook Netto exposure .
C
CFROI
Afkorting van Cash Flow Return On Investment, een waarderingsgetal dat wordt berekend door de operationele cashflow te delen door het geïnvesteerd vermogen.
Claimemissie
Er is sprake van een claimemissie wanneer een beursgenoteerd bedrijf nieuwe aandelen uitgeeft aan bestaande aandeelhouders. De bestaande aandeelhouders hebben in dat geval een voorkeursrecht om de nieuwe aandelen te kopen vóór anderen. Deze situatie kan zich voordoen als een bedrijf in financiële problemen is en meer contant geld nodig heeft of als het kapitaal nodig heeft voor uitbreidingsplannen. Hierdoor verwatert de waarde van de uitstaande aandelen.
Collectieve beleggingsfondsen
Een algemene term die verwijst naar authorised unit trusts (AUT’s), gezamenlijke beleggingsfondsen, open-ended investment companies (OEIC’s) en beleggingstrusts.
Converteerbare obligaties
Een type obligatie dat op een latere datum kan worden omgezet in bedrijfsaandelen.
Couponrente
De couponrente van een obligatie is het rentepercentage dat jaarlijks door de belegger wordt verdiend op de hoofdsom.
D
Dakfonds
Beleggingsportefeuille die bestaat uit een reeks andere fondsen in plaats van afzonderlijke aandelen of effecten.
Deflatie
Deflatie is het tegengestelde van inflatie. Bij deflatie dalen de prijzen van goederen en diensten. Een land kent deflatie als het inflatieniveau onder 0% is gedaald. Langdurige perioden van deflatie kunnen gevaarlijk zijn voor een economie doordat consumenten de hand op de knip houden in de hoop een product of dienst in de nabije toekomst goedkoper te kunnen aanschaffen, waardoor het geld trager naar bedrijven stroomt.
Delta
Delta is een maatstaf voor de waardeverandering van een derivaat als gevolg van een verandering in de prijs van het onderliggende activum. Wordt soms ‘hedge ratio’ genoemd.
Derivaten
Derivaten zijn beleggingen waarvan de waarde afhangt van veranderingen in een onderliggend activum of effect. Er wordt geen fysiek aandeel aangehouden maar er is een overeenkomst op basis van een aantal voorspellingen over de toekomstige koers op een bepaald tijdstip. Het gebruik van derivaten kan tot grotere fluctuaties in de waarde van een fonds leiden en houdt het risico in dat het fonds het belegde bedrag of meer dan het belegde bedrag verliest.
Discount
Verwijst gewoonlijk naar een beleggingstrust die wordt verhandeld aan een lagere koers dan de nettowaarde van de activa. Doordat beleggingstrusts op effectenbeurzen worden verhandeld als aandelen, kan hun koers fluctueren op basis van de vraag. Als er veel vraag is naar een trust, kunnen de aandelen worden verhandeld aan een premie, dat wil zeggen een hogere koers dan de feitelijke nettowaarde.
Distributie/Distributieaandelen
Aandelen waarvan de door een fonds gegenereerde inkomsten aan de beleggers worden uitgekeerd in plaats van gekapitaliseerd, zoals bij groeiaandelen. Deze inkomsten worden de distributie genoemd.
Dividenden
Uitkeringen aan aandeelhouders van een bedrijf dat zijn winst met zijn investeerders deelt. Dividenden worden gewoonlijk één, twee of vier keer per jaar uitgekeerd.
Drawdown
Het verschil tussen de hoogste en de laagste koers in een bepaalde periode, meestal uitgedrukt als percentage.
Duration
Een maatstaf voor de gevoeligheid van een obligatie voor waardeschommelingen als gevolg van rentewijzigingen, uitgedrukt in een aantal jaren. Over het algemeen geldt: hoe hoger de duration, des te groter is de koersvolatiliteit als gevolg van rentewijzigingen.
E
Effecten
Beleggingsinstrumenten zoals aandelen en obligaties, uitgegeven door een bedrijf, overheid of andere organisatie, die een schuldbewijs of een aandeel opleveren.
Effectieve duration
Effectieve duration is een schatting van de gevoeligheid van een obligatiekoers voor wijzigingen in een referentierente. Effectieve duration is een vereiste om het renterisico van complexe soorten obligaties te bepalen.
Equities
Engels synoniem voor ‘shares’, aandelen, die een eigendomsbelang in bedrijven vertegenwoordigen en worden verhandeld op een aandelenbeurs. De performance van equities wordt bepaald door vraag en aanbod: als er veel vraag naar een aandeel is, stijgt de koers; als er weinig vraag is, daalt de koers.
Exchange Traded Fund (ETF)
Een ETF is een fondsvehikel dat als aandeel wordt verhandeld op een aandelenbeurs. Het wordt gebruikt om de performance van een specifieke marktindex te volgen.
F
Financial Services Compensation Scheme (FSCS)
De FSCS is een gratis service in het Verenigd Koninkrijk, een compensatieregeling voor klanten van erkende financiële dienstverleners die in nood raken. De organisatie keert klanten alleen compensatie uit als een bedrijf niet meer kan betalen, meestal als gevolg van faillissement.
Financieel kengetal
Financiële kengetallen of ratio’s zijn wiskundige verhoudingsgetallen die worden gebruikt om snel inzicht te geven in de financiële toestand van een bedrijf. Bedrijven die financieel in goede conditie zijn, hebben hogere kengetallen dan bedrijven die slechter presteren.
Floating rate note (FRN)
Een obligatie met een variabel rentepercentage dat is gekoppeld aan een benchmark zoals de LIBOR (London Interbank Offered Rate).
Fonds
Een gebundelde belegging. De fondsbeheerder belegt kapitaal van beleggers in een breed scala van activa, zoals aandelen of obligaties, volgens een vastgestelde strategie met het oogmerk kapitaalgroei en/of inkomsten te genereren.
Forwardprijs
De prijs waarvoor aandelen van een fonds worden gekocht en verkocht. Deze prijs is gebaseerd op de volgende waardering van de fondsactiva na een koop- of verkooporder.
Forwardtransacties
Transacties waarbij de koper en de verkoper nu een prijs overeenkomen voor de levering van een grondstof op een latere datum.
G
Gearing
De verhouding tussen de schuld van een bedrijf en de waarde van zijn aandelen. Beleggingstrusts gaan vaak schulden aan en maken gebruik van gearing om het rendement voor beleggers te vergroten. Hoewel gearing het potentiële rendement in een stijgende markt kan verhogen, is de keerzijde dat het in een dalende markt het verlies kan vergroten. Een beleggingstrust die gebruikmaakt van gearing zal meer koersfluctuaties ondergaan dan een gelijkwaardig fonds zonder gearing.
Geïndiceerde gilts
Britse staatsobligaties waarvan de inkomsten en de waarde van de hoofdsom worden aangepast aan veranderingen in de detailhandelsprijsindex in het VK.
Geldmarktinstrumenten
Schuldinstrumenten met een korte looptijd, meestal een jaar of minder. Voorbeelden van geldmarktinstrumenten zijn Amerikaanse Treasury bills. Deze schuldbrieven worden door de US Treasury uitgegeven via het Debt Management Office met de belofte om een vastgesteld bedrag terug te betalen op een vastgestelde datum in de toekomst.
Gewijzigde duration
De gewijzigde duration is het geschatte effect dat 1% verandering in het rentepercentage heeft op de koers van een obligatie of obligatiefonds.
Gewogen gemiddelde delta
Verwijst naar de totale delta van een verzameling derivaten op basis van de delta’s van alle afzonderlijke derivaten en hun respectieve ‘gewicht’ of grootte in het geheel.
Gilts, goudgerande effecten en geïndiceerde gilts
Gilts is een afkorting voor vastrentende effecten, zoals ‘gilt-edged securities’ of geïndiceerde effecten, uitgegeven door de Britse nationale overheid.
Grondstoffen
Natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen, van olie tot goud. Omvatten ‘harde’ grondstoffen zoals industriële metalen en edelmetalen, maar ook ‘zachte’ grondstoffen zoals landbouwproducten waaronder koffie en graan.
H
Haussemarkt
Het tegengestelde van een baissemarkt. Marktomstandigheden waarin effecten zoals aandelen en/of obligaties aanmerkelijk in waarde zijn gestegen. Een haussemarkt wordt gekenmerkt door optimisme, vertrouwen bij beleggers en de verwachting van verdere koersstijgingen. Men spreekt over het algemeen van een haussemarkt bij een aanhoudende marktstijging van 20%.
Hedging, hedgen, afdekken
Een transactie met derivaten, bedoeld om een bepaald financieel risico af te dekken, bijvoorbeeld het valutarisico. Hedgetransacties kunnen een fonds echter blootstellen aan extra risico’s, zoals het risico dat de betrokken tegenpartij niet aan de betalingsverplichting kan voldoen en het fonds daardoor verlies lijdt.
Hefboomwerking
Het gebruik van financiële instrumenten (bijvoorbeeld schulden) om het potentiële rendement van een belegging te vergroten.
High Yield obligatie, hoogrentende obligatie
Obligatie met een hoge couponrente en gewoonlijk een lage of ontbrekende kredietwaardigheidsrating.
Hoofdsom
Het geldbedrag dat de emittent van een obligatie aan de obligatiehouder verschuldigd is op de aflossingsdatum (exclusief opgelopen rente). Dit bedrag wordt ook wel aangeduid als de ‘nominale waarde’.
Hoogwaterpunt
Het hoogste niveau dat de NIW (netto-inventariswaarde) van een fonds gedurende een boekjaar van 12 maanden heeft bereikt.
I
ICBE
Instelling voor collectieve belegging in effecten. ICBE-fondsen kunnen op de markt worden gebracht in alle landen van de Europese Unie (EU), mits het fonds en de fondsbeheerders zijn gevestigd binnen de EU.
ICVC
Investment Company with Variable Capital: een andere term voor een OEIC.
Index
Verwijst naar aandelenmarkten, zoals de BEL 20, de FTSE 100 (de index van de grootste beursgenoteerde bedrijven in het VK) of de S&P 500, waarin de grootste ondernemingen van de VS zijn vertegenwoordigd. Een indextracker of tracker is een fonds dat de performance van een bepaalde index weerspiegelt.
Inflatie
Inflatie staat voor de stijging van de kosten van levensonderhoud door afname van de koopkracht. Hoe hoger de inflatie, hoe minder het geld waard is en hoe meer men moet betalen voor dezelfde artikelen. In België wordt de inflatie uitgedrukt in de consumptieprijsindex van Statbel.
Informatieratio (IR), beoordelingsratio
Maatstaf voor de outperformance of underperformance van een fondsbeheerder ten opzichte van de benchmark en voor de risico’s die worden genomen om rendement te behalen. Een beheerder die de benchmark met 2% op jaarbasis overtreft, heeft een hogere IR dan een beheerder met dezelfde outperformance die meer risico heeft genomen.
Initiële vergoeding
Kosten die verschuldigd zijn bij de aankoop van aandelen in een fonds op basis van de waarde van de eerste belegging.
Inkomstengenererende aandelen
Zie Distributie/Distributieaandelen.
Investment Grade obligaties
Investment Grade obligaties
J
Jaarlijkse beheervergoeding
Een vergoeding die de fondsbeheerder aan beleggers in rekening brengt voor het dagelijks beheer van een beleggingsportefeuille (fonds). Deze vergoeding is gebaseerd op een percentage van de fondswaarde. Fondsbeheerders dekken met deze vergoeding de kosten van het beheer van een fonds, ofschoon daarmee niet alle kosten worden gedekt. De jaarlijkse beheervergoeding is slechts een richtsnoer voor de hoogte van de vergoeding die beleggers dienen te betalen en kan van fonds tot fonds verschillen.
Junkbonds
Zie Obligaties.
K
Kapitalisatiedeelbewijzen
Deelbewijzen waarbij de inkomsten van een fonds worden herbelegd in het fonds om de koers van de deelbewijzen te verhogen.
Kredietwaardigheidsratings en kredietrisico
Een oordeel over de zekerheid van een obligatie, gegeven door een onafhankelijke kredietwaardigheidsbeoordelaar, zoals Standard & Poor’s. De hoogste rating is AAA, de laagste is D. Obligaties met een rating tussen AAA en BBB zijn ‘investment grade’ en worden als meer solide beschouwd. Obligaties met een lagere rating gelden als minder solide (‘non-investment grade’).
Kwantitatieve versoepeling
Een door centrale banken gebruikte tactiek om leningen en bestedingen aan te moedigen, waarbij zij elektronisch geld drukken teneinde de economie te steunen en een periode van deflatie af te wenden. Meestal houdt kwantitatieve versoepeling in dat een centrale bank staatsobligaties opkoopt.
L
Laat-/biedkoers
De laagste koers waaraan een verkoper bereid is een effect te verkopen / de hoogste koers waarvoor een koper bereid is een effect te kopen.
Lijfrente
Een lijfrente is een financieel product dat veelal wordt verkocht door levensverzekeraars. In ruil voor een eenmalige storting ontvangt de verzekeringnemer een gegarandeerde uitkering per maand gedurende de rest van zijn leven als gepensioneerde of gedurende een vooraf bepaalde periode.
Liquiditeit
Dit begrip verwijst naar de kasstroom of het gemak waarmee een activum kan worden omgezet in contant geld. Aandelen die snel op de markt kunnen worden verhandeld, worden beschouwd als liquide activa, terwijl bijvoorbeeld commercieel vastgoed als minder liquide geldt omdat het lastiger te verkopen is.
Long-/short-positie
Wie een long-positie inneemt, koopt een effect in de verwachting dat het een positief rendement oplevert als de waarde stijgt en een negatief rendement als de waarde daalt. Omgekeerd houdt een short-positie in dat iemand een geleend effect verkoopt in de verwachting het aan een lagere prijs te kunnen terugkopen en zo winst te maken. Wanneer de waarde van het effect daarentegen stijgt, levert een short-positie verlies op.
Lopende kosten
De hoogte van de lopende kosten is gebaseerd op de kosten die het fonds gedurende de laatste 12 maanden (op voortschrijdende basis) gemaakt heeft. Deze kosten zijn exclusief transactiekosten en performancevergoedingen die het fonds in rekening brengt.
M
M&A
Veelgebruikte afkorting (‘Mergers & Acquisitions’) ter aanduiding van bedrijfsconsolidaties, dat wil zeggen fusies en overnames. Er is sprake van een fusie wanneer twee bedrijven hun krachten bundelen in een nieuwe onderneming. Een overname of acquisitie is de aankoop van een ander bedrijf dat vervolgens wordt geïntegreerd in het kopende bedrijf.
Makelaar, tussenpersoon
Bijvoorbeeld een effectenmakelaar of assurantietussenpersoon – een persoon of firma die koop- en verkoopopdrachten uitvoert namens beleggers. Makelaars verdienen hun geld via commissies op hun transacties.
Maturiteit
Zie Aflossingsdatum .
Meeropbrengst
Het rendement van een fonds dat dat van de benchmark of index overstijgt (op jaarbasis).
Middenkoers
De prijs waarvoor aandelen in een fonds door beleggers worden gekocht en verkocht. De middenkoers ligt halverwege de werkelijke koop- en verkoopprijzen van de onderliggende activa van het fonds.
Multi-asset
Een fonds dat over het algemeen in een breed gamma van activaklassen belegt om het risico te spreiden. Multi-asset portefeuilles bevatten niet alleen andere fondsen maar ook afzonderlijke aandelen en obligaties en grondstoffen zoals goud.
N
Netto exposure
De procentuele waarde van de long-posities minus de procentuele waarde van de short-posities.
Netto-inventariswaarde (NIW)
De NIW, of netto-inventariswaarde, is de waarde van een beleggingsfonds per aandeel.
Non-rated bonds
Obligaties zonder kredietwaardigheidsrating.
Notionele waarde
Verwijst in verband met een derivaat naar de theoretische waarde van het onderliggende activum.
O
Obligaties
Schuldbewijzen, uitgegeven door een bedrijf of overheid. Gedurende de looptijd van een obligatie ontvangt de obligatiehouder gewoonlijk periodieke rentebetalingen op basis van de couponrente. Wanneer u een obligatie koopt, leent u in wezen geld uit. Obligaties hebben een vaste looptijd. Het uitgeleende geld moet volledig worden terugbetaald wanneer de obligatielening afloopt. Obligaties worden ook wel aangeduid als vastrentende effecten.
- Vervroegd aflosbare obligaties (callable bonds): kunnen vervroegd worden afgelost (‘called’) door de emittent, dat wil zeggen dat deze de obligatielening mag aflossen voor de vervaldatum. Deze obligaties hebben vaak een geschaald aflossingsschema en gewoonlijk wordt aan de obligatiehouder boven op de nominale waarde een aflossingspremie betaald.
- Bedrijfsobligaties (corporate bonds): obligaties die worden uitgegeven door bedrijven die contant geld willen aantrekken. Over het algemeen betalen bedrijven in twee termijnen per jaar, maar dit kan variëren.
- Staatsobligaties (government bonds): obligaties die worden uitgegeven door nationale overheden die contant geld willen aantrekken. Belgische staatsobligaties worden ook wel Staatsbons genoemd. Amerikaanse staatsobligaties worden aangeduid als Treasuries, Britse staatsobligaties worden Gilts genoemd en Duitse staatsobligaties Bunds.
- Junkbonds: hoogrentende obligaties met een kredietwaardigheidsrating van Baa of lager bij Moody’s of BBB of lager bij S&P. Ze worden beschouwd als veel risicovoller dan de meeste obligatiebeleggingen, omdat het risico op wanbetaling bij emittenten van junkbonds groter is.
OEIC
Een open-ended investment company (OEIC) is een in het VK gevestigd beleggingsfonds dat indirecte beleggingen in aandelen en andere effecten mogelijk maakt. Uw geld wordt samengebracht met dat van anderen die in hetzelfde fonds beleggen. Met dit geld worden beleggingsproducten gekocht, zoals aandelen, die zijn geselecteerd door de beleggingsadviseur van het fonds in overeenstemming met de doelen van het fonds. De waarde van uw aandelen in het fonds is recht evenredig met de onderliggende waarde van deze beleggingen.
Overdraagbare effecten
Effecten die vrij verhandelbaar zijn op een markt.
Overige kosten
Vergoedingen die worden ingehouden op de activa van het fonds in het kader van de bedrijfsvoering.
P
Passief beheer
Passief portefeuillebeheer wordt ook index-fondsbeheer genoemd. De portefeuille is ontworpen om het rendement van een bepaalde marktindex of benchmark zo dicht mogelijk te benaderen. Indexfondsen worden aangeduid als “passief beheerd” in plaats van “niet-beheerd” omdat elk fonds een portefeuillebeheerder heeft die verantwoordelijk is voor het repliceren van de index.
Performancevergoeding
Vergoeding die aan een vermogensbeheerder verschuldigd is wanneer deze een positief rendement realiseert dat de rendementseis overtreft.
Portfolio turnover rate (PTR), omloopsnelheid van portefeuille
Het percentage van een fondsportefeuille dat in een periode van 12 maanden wordt gekocht en verkocht.
Premie
Het verschil tussen de nettowaarde van een activum en de prijs die ervoor wordt betaald. De aandelen van een beleggingstrust kunnen bijvoorbeeld aan een premie ten opzichte van de feitelijke nettowaarde worden verhandeld als er veel vraag naar is.
S
Sharpe-ratio
Een maatstaf voor de performance van een belegging gecorrigeerd voor het genomen risico (in vergelijking met een risicoloze belegging). Hoe hoger de Sharpe-ratio, hoe beter het rendement ten opzichte van het genomen risico.
Spread
Het verschil tussen de bied- en laatprijs van een effect. De term kan ook verwijzen naar het prijsverschil tussen effecten.
Sub-investment grade obligaties
Obligaties die worden uitgegeven door een bedrijf met een lage kredietwaardigheidsrating dat een groter risico loopt niet aan zijn aflossingsverplichtingen te kunnen voldoen. Zie ook Kredietwaardigheidsratings.
Swing pricing
Een mechanisme om bestaande aandeelhouders te beschermen tegen de extra koop- of verkoopkosten die moeten worden gemaakt wanneer een grote belegger in of uit een fonds stapt.
T
Termijncontracten
Net als derivaten zijn termijncontracten overeenkomsten met betrekking tot activa. Termijncontracten, die vaak worden gebruikt in de oliehandel, hebben betrekking op een activum dat aan een vastgestelde prijs wordt gekocht maar pas enige tijd later wordt geleverd.
Top down
Een begrip dat wordt gehanteerd door professionele beleggers. Top-down beleggers selecteren sectoren en aandelen om in te beleggen meer op basis van de bredere macro-economische achtergrond dan op basis van de fundamentals van afzonderlijke aandelen. De meeste beleggers passen een combinatie van top-down en bottom-up strategieën toe bij het nemen van beleggingsbeslissingen. Zie ook Bottom-up.
Totaal rendement
Het totaal aan vermogenswinst of -verlies plus inkomsten dat een belegging in een bepaalde periode heeft opgeleverd.
Totale kostenratio (TKR)
De totale jaarlijkse kosten van een beleggingsfonds als percentage van de fondswaarde.
Tracker
Een tracker, ook wel indextracker genoemd, is in wezen een computergestuurd fonds dat een bepaalde markt of index volgt, bijvoorbeeld de FTSE 100.
Tracking error (%)
Maatstaf voor de afwijking van het rendement van een fonds ten opzichte van een benchmark. Hoe lager de tracking error, hoe beter de historische performance overeenkomt met de benchmark.
U
Unit trust
Juridische term voor een bepaald type collectief open beleggingsfonds, waarvan ‘units’ worden verkocht. Unit trusts komen voor in een aantal Gemenebestlanden waaronder het VK. In de VS worden dergelijke fondsen ‘mutual funds’ genoemd. De beheerder van de unit trust maakt units aan voor nieuwe beleggers en annuleert ze wanneer ze worden ingewisseld.
V
Value at risk (VAR)
Een wiskundige methode om het risico van waardeverlies van een belegging gedurende een bepaalde periode te meten.
Vastrentende effecten
Andere term voor beleggingen in obligatieproducten. Vastrentende activa zijn door overheden uitgegeven schuldbewijzen. Ze keren een vaste rente uit en hebben een vaste looptijd.
Volatiliteit
Maatstaf voor de gevoeligheid voor en omvang van prijsschommelingen van een activum in de loop van de tijd. Geeft over het algemeen de mate van risico aan.
W
Waarderingsmoment
Datum en tijd waarop fondsen worden gewaardeerd en de prijs van hun aandelen wordt vastgesteld.
Wanbetaling
Het niet verrichten van een verschuldigde rentebetaling of aflossing op een obligatie op de vervaldatum. Er is sprake van wanbetaling wanneer een schuldenaar niet kan voldoen aan zijn wettelijke plicht een schuld terug te betalen.
Y
Yield
De rente- of dividendopbrengst als percentage van de prijs van een activum.
Yield to call
Het rendement van een obligatie als u die zou kopen en aanhouden tot de vervroegde aflossingsdatum. Dit rendement geldt alleen als de obligatie vervroegd wordt afgelost.
Yield to maturity (YTM)
Het rendement dat een belegger ontvangt als een obligatie wordt aangehouden tot de aflossingsdatum. Dit is inclusief alle betalingen van couponrente en aflossingen en wordt uitgedrukt als jaarlijks percentage (ook ‘interne rentevoet’ genoemd).
Yield to worst (YTW)
Het laagste potentiële rendement dat de houder van een bedrijfsobligatie kan verwachten.
Als een obligatie vervroegd aflosbaar is, wordt het rendement berekend tot elke aflossingsdatum. De YTW is dan ofwel de yield to maturity, of de yield to call (de laagste van beide).
Omdat de YTW de meest behoudende manier is om een obligatie te beschouwen, wordt deze maatstaf vaak gebruikt bij hoogrentende beleggingen, een categorie met veel vervroegd aflosbare obligaties. Zie Vervroegd aflosbare obligaties.
Z
Zero-couponobligatie
Een obligatie met een couponrente van 0% die wordt gekocht met een hoge discount, waardoor bij aflossing winst wordt gemaakt als de obligatie wordt ingewisseld voor de volle nominale waarde. Omdat de gehele opbrengst pas bij aflossing wordt gerealiseerd, schommelen zero-couponobligaties gewoonlijk veel meer in prijs dan couponobligaties.
Waarschuwing